Een ruiter- of menroute aanleggen of heraanleggen vereist aandacht voor vele factoren. De kwaliteit van de route die u aanlegt wordt bepaald door hoe lang deze wordt, welke bodem er gebruikt wordt, hoe breed de paden gemaakt worden, hoe de veiligheid van ruiter, menner en paard gegarandeerd wordt, met wie de route gedeeld moet worden, en nog veel meer. Dit stuk handelt over de route zelf, inclusief (gevaarlijke) hindernissen die ruiters tegenkomen op hun wandeling en hoe deze omzeild kunnen worden.
Soorten routes
Er zijn vier soorten ruiter- en menroutes te onderscheiden. Een lokale route is maximum 15 km lang en is lusvormig. Regionale routes zijn zo’n 20 à 30 km lang en ideaal voor dagtochten. Deze routes zijn ook lusvormig. Een doorgaande route is meer dan 50 km lang en dus erg geschikt voor meerdaagse tochten (Toerisme Oost-Vlaanderen, s.d.). De doorgaande routes verbinden lusvormige ruiterroutes. De beschreven lengtes zijn uiteraard slechts een indicatie. De vierde soort is een knooppuntennetwerk. Dit is een routenetwerk waarbij ruiters en menners van knooppunt naar knooppunt rijden. De knooppunten verbinden de paden met mekaar en zijn genummerd. Een goed voorbeeld hiervan is het Limburgs ruiter- en mennetwerk.
Bodem
De ideale ondergrond voor ruiterpaden is onverhard (liefst zand of gewoon aarde), gezien geasfalteerde of andere harde paden niet goed zijn voor de gewrichten van paarden en glad kunnen zijn bij nat weer of vriestemperaturen. Ook steengruis of grind is niet ideaal, gezien dit de hoeven van de paarden kan bezeren en het pad zo ongeschikt wordt om over te galopperen. De juiste bodemkeuze voor het pad hangt verder ook af van de ondergrond van het terrein, de hellingsgraad van het pad en de begroeiing. Indien deze zaken het aanleggen van een goed pad te veel verhinderen, zoekt men best een ander tracé. Routes op uitsluitend onverharde weg zijn in Vlaanderen een illusie. Gestreefd wordt naar minimaal 50% onverhard (Toerisme Oost-Vlaanderen, s.d.). Gezien het Belgische klimaat is ook een goede drainage op sommige plaatsen geen overbodige luxe. Let hier wel op dat er binnen de onverharde paden nog steeds goede en minder goede opties zijn. Grind is bijvoorbeeld niet aangenaam voor ruiters, terwijl zand dan weer moeilijker kan zijn voor menners en voor fietsers.
Afmetingen
De afmetingen van een ruiter- of menpad dienen niet enkel in de breedte gemeten te worden, maar ook in de hoogte. Een ruiterpad met eenrichtingsverkeer dient minstens 1,5 meter breed te zijn. Indien het de bedoeling is dat ruiters mekaar kunnen kruisen dient men minstens 2 meter te voorzien. Deze afmetingen zijn anders voor menners: minstens 2 meter in één richting en minstens 3,5 meter in twee richtingen. De minimale vrije hoogte is 3 meter en zal vooral van toepassing zijn bij tunnels, bruggen en bossen (Toerisme Oost-Vlaanderen, s.d.).
Afsluitingen
Overstapje
Het overstapje, ook wel cavaletti genoemd, is de ideale manier om gemotoriseerd verkeer, of verkeer met wielen van een pad af te houden. Ruiters en wandelaars kunnen hier gemakkelijk overstappen en ondervinden zelf dus geen hinder. Een overstapje is idealiter minstens 1,5 meter breed. 3 meter breedte garandeert optimale veiligheid. De hoogte is best 30 cm. Zo kunnen zowel ruiters als wandelaars er gemakkelijk overstappen en sluit het de route toch af voor gemotoriseerd verkeer. Let wel op: voor menpaden is dit geen goede oplossing, menners kunnen namelijk niet over een cavaletti heen. Verder dient men, indien de cavaletti ook toegang biedt tot een wandelpad, er ook voor te zorgen dat rolstoelgebruikers en wandelaars met een kinderwagen aan de zijkant van het overstapje door kunnen.
Slagboom
Een slagboom, hefboom of een bareel is een afsluitingsmechanisme dat een toegang of doorgang beheert. Slagbomen zijn er vooral voor de veiligheid van weggebruikers (slagboom bij een overweg), of om een domein af te sluiten (slagboom van een parkeergarage of een recreatiedomein). Ook voor het afsluiten van routes kan dit een goed hulpmiddel zijn, vooral wanneer er sprake is van tijdszonering (waarbij verschillende gebruikers op een verschillend moment gebruik maken van een route). Slagbomen dienen altijd goed zichtbaar te zijn, maar mogen de paarden en pony’s niet doen verschieten. Een slagboom met een alarm is dus geen goede optie. De omgeving van de slagboom moet ruim en veilig zijn.
Mensluis
Een andere manier om gemotoriseerd verkeer buiten te houden zonder de andere recreanten te hinderen is een mensluis. Een mensluis wordt typisch in één stuk beton gegoten en in de grond geplaatst. Deze bestaat uit drie verhogingen: twee hoge aan de zijkant (met ertussen 2,25 meter breedte om door te rijden) en één in het midden (maximum 18 cm hoog). De drie verhogingen worden best ook afgerond, zodat zowel paarden als wandelaars/fietsers zich er niet aan kunnen verwonden. Let wel op: over een mensluis kunnen geen nooddiensten passeren. Indien het een toegangsroute is, voorziet u dus best ook een slagboom naast de mensluis.
| |
De combinatie van een mensluis en een slagboom zorgt voor afsluiting van gemotoriseerd verkeer, maar voorziet toch toegang voor nooddiensten. © Stichting Ruiteren & Mennen | Opbouw van een mensluis. © Stichting Ruiteren & Mennen |
Klaphekken
Wanneer een ruiter- of menroute door een omsloten gebied trekt waar andere dieren leven, zoals vee of wild, is het belangrijk een hek te installeren dat zowel toegang als afsluiting biedt. Een klaphek is hiervoor een goede oplossing. Zo’n hek valt vanzelf terug toe wanneer de ruiter of menner gepasseerd is. Het enige nadeel hiervan is dat het dicht klappen van de poort lawaai kan maken en paarden kan doen verschieten.
Bruggen
In een land als België is het bij het aanleggen van routes met een zeker lengte zo goed als onmogelijk om bepaalde hindernissen te vermijden. Het land wordt doorsneden door snelwegen, rivieren en treinsporen. Een brug is soms een noodzakelijk kwaad dat in acht dient genomen te worden bij de aanleg van routes, zij het om erover te gaan als eronderdoor. Beide gebruiken hebben hun eigen pijnpunten en dienen anders benaderd te worden.
Over een brug
Wie al met een jong of onervaren paard de baan op is geweest, weet dat bruggen vaak geen plezier zijn. Om een brug aan ruiters aan te passen volgt men best deze richtlijnen:
- Borstwering gaande tot minstens 40 cm voorbij de hindernis en zonder scherpe of uitstekende stukken
- Antislip bovenlaag
- Zo stil mogelijk: geen metaal, wel hout of beton
- Geen gaten
- Stootrand onderaan de reling
- Breedte brug: liefst minstens 3,5 meter
- Indien de brug hoger is dan 5 meter zorgt men best voor een horizontaal stuk bovenaan
Een brug kan eng zijn voor paarden en pony’s, waardoor ze soms niet willen oversteken. Een trechtervormige ingang kan hiervoor een oplossing vormen. Eventueel kan met ook opstapblokken voorzien aan weerszijden van de brug, zodat het paard desnoods aan de hand kan mee geleid worden. Verder zorgt een verbreed pad aan weerszijden van de brug er ook voor dat, indien een paard niet over de brug wil, anderen wel nog kunnen passeren.
|
De stootranden aan de zijkant van de brug zorgen ervoor dat een paard niet van de brug kan stappen. © Stichting Ruiteren & Mennen |
Onder een brug of tunnel
Ook onder een brug door gaan te paard is niet altijd een sinecure. Vaak zijn bruggen of tunnels te laag voor ruiters en menners, is er niet voldoende licht, is er niet genoeg ruimte om te manoeuvreren en krijgen de paarden schrik. Indien men ergens onderdoor moet kan het in ons regenachtige land ook voorkomen dat de doorgang onder water staat. Hieronder vindt u een aantal dingen die u kunnen helpen dit te voorkomen:
- Hoogte: minstens 3 vrije meter, liefst 3,7 meter
- Breedte 4 meter
- Indien lang (tunnel): kunstmatige verlichting voorzien
- Indien mogelijk: zelfde ondergrond voorzien als de rest van het ruiterpad
- Rekening houden met drainage. Ook eventuele waarschuwingsborden voorzien indien dit stuk ruiterpad in overstromingsgebied ligt.
Doorwaadplaatsen
Doorwaadplaatsen zijn plaatsen op een ruiterroute waar ruiters de kans krijgen om te paard door een rivier te waden. Een doorwaadplaats mag dus geen sterke stroming hebben, niet te diep zijn en dient goed aangeduid en omlijnd te worden. Hiervoor gebruikt men ook best borstweringen die door het water gaan, waardoor de veilige doorwaadbare plaats goed begrensd wordt en de dieren zich niet kunnen misstappen. Het is verder ook aangeraden een bord te plaatsen met de diepte van het water, zodat ruiters en menners zich hier op voorhand van bewust zijn.
|
Een goede aanduiding van de diepte van de doorwaadplaats zorgt ervoor dat ruiters en menners niet voor verrassingen komen te staan. © Stichting Ruiteren & Mennen |
Rustplaatsen
Rustplaatsen zijn er niet enkel voor de ruiter, maar ook voor het paard. Tijdens een lange trektocht is het belangrijk om af en toe wat uit te rusten. Hieronder vindt u een aantal mogelijkheden om een goede rustplaats in te richten.
Aanbindbalk
Om tijdens de rustpauze ervoor te zorgen dat het paard niet te ver weg gaat grazen, is het aangeraden een aanbindbalk te plaatsen. Deze worden typisch in het hout of metaal gemaakt en zijn voorzien van ringen om het leidtouw aan vast te maken. De palen die de balk in de lucht houden dienen goed in de grond te staan. Een aanbindbalk dient namelijk te kunnen weerstaan aan 750 kg trekkracht. De aanbindbalk dient ook steeds goed zichtbaar te zijn en ver genoeg van de route af te liggen. Op deze manier zijn andere recreanten op de hoogte van waar de paarden precies staan en kunnen conflictsituaties vermeden worden.
Drinkwatervoorziening
Wanneer de ruiters stoppen om iets te drinken, lijkt het maar eerlijk dat de paarden ook de kans krijgen hun dorst te lessen. Een drinkwatervoorziening voor paarden op de rustplaats kan hier een grote hulp zijn. Hierbij is het wel belangrijk dat de kwaliteit van het water in orde is en de voorziening ook veilig is voor paarden. Een trog met een pomp kan een goede oplossing zijn. Let wel goed op voor stilstaand water en voor de hygiëne van de drinkwatervoorziening.
Andere mogelijkheden en criteria
Naast een aanbindbalk en watervoorziening zijn er nog zaken die een rustplaats kunnen verbeteren. Hieronder staan er enkele opgesomd, maar laat vooral uw verbeelding spreken.
- Opstapblok
- Picknicktafel of bankje voor de ruiters
- Schaduwvoorziening of schuilplaats
- Ongesproeide vegetatie vrij van voor paarden giftige planten binnen een ruime straal rond de rustplaats (!)
- Hindernisparcours voor ruiters kan ook een aantrekkingsfactor bieden, mits afgezonderd van andere recreanten
- Paddock voor de paarden, indien hier de ruimte voor is en het gaat om een rustplaats op een meerdaagse routes
| |
Een gezellige rustplaats voor zowel paard als ruiter of menner. © Stichting Ruiteren & Mennen | Drinkwater voorzien voor de paarden is geen overbodige luxe. © Stichting Ruiteren & Mennen |
Bewegwijzering en signalisatie
Een goede route is één ding, maar het is ook belangrijk dat de ruiters en menners hun weg vinden en zich goed kunnen oriënteren (Toerisme Oost-Vlaanderen, s.d.). Voor lokale ruiters en menners is dit vaak geen probleem, zij kennen de streek reeds goed, maar een goede route zal ook andere ruiters aantrekken die van verder komen. Dit kan goed zijn voor de lokale horeca en bijgevolg de lokale economie. Ook signalisatie is belangrijk, zowel voor de ruiters zelf als voor andere weggebruikers. Zo weet iedereen zijn of haar plaats op de baan.
De bewegwijzering van routes dient steeds eenduidig te zijn, zodat er geen verwarring kan ontstaan. Hou er ook rekening mee dat andere routes (fiets-, wandel- en mountainbikeroutes) ook signalisatie nodig hebben en een overdaad aan borden ook verwarrend kan zijn voor toeristen en recreanten. We verwijzen u graag door naar de
Richtlijnen voor de bewegwijzering van toeristisch-recreatieve routes en netwerken voor ruiters en menners van Toerisme Vlaanderen.
Een ander belangrijk punt is signalisatie die de coördinaten op de route aanduidt. Deze coördinaten worden best op paaltjes aangebracht naast te route en doorgegeven aan de hulpdiensten. Op die manier kunnen toeristen en recreanten in nood hun coördinaten doorgeven aan de hulpdiensten. Dit wordt in het provinciale Ruiter- en Menroutenetwerk in Limburg bijvoorbeeld aangeduid aan de hand van XY-coördinaten.
Controle en onderhoud
In theorie zijn al deze zaken vrij vanzelfsprekend, maar men mag niet vergeten de route na aanleg ook te blijven onderhouden. Het onderhoudsplan dient op voorhand grondig afgesproken te worden, zodat duidelijk is welk budget er aan gespendeerd wordt, wie voor welk deel verantwoordelijk is en wanneer de controles en onderhoud worden uitgevoerd.
Het onderhoud dat de route vereist, hangt af van verschillende factoren: de locatie van de route, de gebruikslast en het gebruikte materiaal. Om te garanderen dat de met zorg aangelegde route ook aangenaam blijft, is het belangrijk regelmatig controles uit te voeren op de kwaliteit van de route, en indien nodig zaken te vervangen of te herstellen. Hierbij mag men ook de signalisatie en de randinfrastructuur niet vergeten. Hiervoor kan u deels ook de hulp van de recreant of toerist inschakelen, zoals bijvoorbeeld met de Routedokter, waar ruiters en menners kunnen aangeven waar iets fout loopt, of via peter- en meterschap van de routes.
Om ervoor te zorgen dat de recreanten en toeristen hiervan op de hoogte zijn, is het dan ook raadzaam om deze mogelijkheden goed aan te geven bij de start van de route en op de website, samen met de contactgegevens van de verantwoordelijken voor het beheer, de toezicht en het onderhoud van de route. Men kan hiervoor terecht bij de gemeente. De gemeenten zijn bevoegd voor het onderhoud van de wegen op hun grondgebied. Indien een andere overheid verantwoordelijk zou zijn (bv. de provincie) dan zal de gemeente daar zeker naar doorverwijzen.