Juridisch kader omgevingsvergunning aspect milieu - mestbank - mestopslag - ophalen mest 28/06/2022 <1 min

In dit dossier vindt u een overzicht betreffende de voorschriften bij het houden van paarden inzake:

  • omgevingsvergunning, aspect milieu
  • landbouwernummer, mestbank, mestopslag, NER’s en de mogelijkheden om mest op te laten halen.

U kan steeds jan@paarden.vlaanderen contacteren voor verdere vragen.

In Beeld
14/10/2022 13:02
Deel deze info:

Milieuvergunning en stedenbouwkundige vergunning gaan nu samen in de omgevingsvergunning.

Al naargelang van de zone moet men een milieu- thans omgevingsvergunning hebben vanaf een zeker aantal paarden. Die normen vindt u terug op p. 9 van de gids paardenhouderij – milieuvergunningen:

https://paarden.vlaanderen/nl/themas/bouwen-mest-en-milieu/Milieuvergunningen

In woonzone heeft men voor minder dan 5 paarden geen milieu- thans omgevingsvergunning - nodig. In landelijk woongebied mag men tot 9 paarden houden zonder milieu thans omgevingsvergunning en in landbouwzone tot 19.

In functie van het aantal paarden en de zone waar ze gehouden worden zal men voor het houden van een bepaald aantal paarden al dan niet over een omgevingsvergunning (milieu) moeten beschikken. Het aantal paarden dat men mag houden zonder omgevingsvergunning (milieu) hangt af van het statuut van uw grond. In landbouwzone gaat dit dus tot 19.

Iedere rijschool of manege of inrichting voor ruiter-, draf-, ren- en mensport, inrichtingen voor verhuur en africhting van paarden en andere zadeldieren moet beschikken over een omgevingsvergunning klasse 2. Voor het lesgeven met paarden is dus een omgevingsvergunning (vroeger milieuvergunning) klasse 2 vereist. Dit geldt ook voor tornooien voor ruiter-, draf-, ren- en mensport.

De volgende uitzonderingen vallen niet onder deze verplichting:

  • Particulier gebruik
  • Activiteiten met een maximale duur van drie opeenvolgende dagen die tweemaal per jaar op hetzelfde perceel of dezelfde percelen georganiseerd worden
  • Activiteiten die georganiseerd worden ter gelegenheid van bijzondere gelegenheden, zoals kermissen, carnavals
  • Hippotherapie met maximaal twee paarden.

Ruitertornooien met een maximale duur van 3 opeenvolgende dagen die tweemaal per jaar op hetzelfde perceel of dezelfde percelen georganiseerd worden, vallen onder deze uitzondering van de indelingslijst van Vlarem en zijn dus niet vergunningsplichtig.

Zie Vlarem: rubriek 32.4.

30/09/2022 10:38
Deel deze info:

2.1. Principes

Nitraat en fosfaat, twee stoffen die voorkomen in natuurlijke en kunstmatige mest, kunnen de kwaliteit van ons water ernstig aantasten. Om de aangerichte schade te beperken, werd het Mestdecreet opgesteld. Daarin worden de verplichtingen rond de productie en verwerking van mest, het bemesten van landbouwgrond en het transport en de opslag van meststoffen uiteengezet. De zogenaamde ‘Mestbank’, een afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), volgt de regelgeving op.

Mestbankaangifte

Indien …

  • u 2 ha grond of meer exploiteert, of
  • uw paarden 300 kg fosfaat of meer produceren, of
  • u een oppervlakte groeimedium bewerkt gelijk aan ten minste 50 are ("materiaal in vaste of vloeibare vorm niet zijnde landbouwgrond dat wordt gebruikt of bestemd is om te worden gebruikt als voedingsbodem voor planten.").

… bent u verplicht om de hoeveelheid mest die u produceert en gebruikt aan te geven via de Mestbankaangifte. Voor ieder productiejaar moet de u een aangifte indienen voor de productie, de verwerking, de opslag en/of het gebruik van meststoffen.

Van zodra u aan 300 kg. fosfaat komt, bent u dus mestbankaangifteplichtig. Voor de berekening van de fosfaatproductie wordt uitgegaan van een veronderstelde productie van:

  • 30 voor paarden van meer dan 600 kg.
  • 21 voor paarden van 200 tem 600 kg.
  • 12 voor paarden van minder dan 200 kg.

Landbouwernummer – mestbank – vrijstelling

Indien u mestbankaangifteplichtig bent, dient u de bemestingsnormen van het mestdecreet te respecteren (bv. aankoop van NER’s, maximum aantal paarden per weideoppervlakte respecteren...) en moet u zich laten identificeren als landbouwer. De identificatienummers die toegekend worden door het Departement Landbouw en Visserij zijn het landbouwernummer, exploitantnummer en exploitatienummer. Het Departement Landbouw en Visserij geeft die nummers automatisch door aan de Vlaamse Landmaatschappij (Mestbank).

Het landbouwernummer is het unieke nummer dat bij de landbouwer en zijn bedrijf hoort en gebruikt wordt door het Departement Landbouw en Visserij en de VLM

De landbouwer is in de praktijk diegene die, in het kader van het Mestdecreet, de mestbankaangifte ontvangt en over nutriëntenemissierechten beschikt.

Samengestelde landbouwers zijn landbouwers die uit twee of meer exploitanten bestaan. De naam van een samengestelde landbouwer is opgebouwd uit een aaneenschakeling van de exploitantennamen en eindigt op GR wat staat voor "Groepering van exploitanten".

De formulieren voor het melden van een nieuwe landbouwer en een nieuwe exploitatie bij het Departement Landbouw en Visserij vindt u terug op de website van het Departement Landbouw en Visserij.

Zie: https://lv.vlaanderen.be/nl/bedrijfsvoering/identificatie-wijziging-bedrijfsgegevens/identificatie-en-melding

De startersbrochure maakt u wegwijs in de mestwetgeving en de verplichtingen t.o.v. de Mestbank.

In tegenstelling tot de omgevingsvergunning, is het mestdecreet dus afhankelijk van het totaal aantal paarden dat op uw grond gehouden wordt, en niet van het aantal standplaatsen (stallen) waarover u beschikt. Ook paarden die op uw grond staan maar niet in uw eigendom zijn, (bv. pension) tellen mee.

In bepaalde omstandigheden is het noodzakelijk om u toch kenbaar te maken als landbouwer:

  • als u dierlijke of andere mest wilt ontvangen om uw percelen te bemesten. U moet immers, als afnemer van de mest, bij de Mestbank gekend zijn om de nodige mesttransportdocumenten (of inscharingscontracten) op te stellen;
  • als u dierlijke mest wilt afvoeren. U moet immers, als aanbieder van de mest, bij de Mestbank gekend zijn om de nodige mesttransportdocumenten op te stellen;
  • als u de percelen die u zelf gebruikt eenduidig onder uw naam wilt registreren (bv. om te vermijden dat iemand anders uw percelen opgeeft);
  • als u uw dieren laat grazen op een perceel van een andere landbouwer (inscharing).

Op de website www.vlm.be vindt u het formulier ’Aanvraag van een vrijstelling van de aangifteplicht’. Als u voldoet aan de voorwaarden, vult u dit formulier in en stuurt u het op naar de Mestbank in uw provincie. Daardoor is de Mestbank op de hoogte van uw exploitatie en krijgt u het statuut niet-aangifteplichtig, waardoor er voor u geen administratieve verplichtingen meer zijn op het vlak van de aangifteplicht. U zult het volgende jaar dan ook geen Mestbankaangifte meer ontvangen. U moet wel eenmalig de verzamelaanvraag indienen om uw percelen te registreren. Daarnaast moet u als niet-aangifteplichtige landbouwer altijd alle wijzigingen aan uw percelen meedelen aan het ALV.

Let op: in bepaalde situaties moet u nog wel jaarlijks een verzamelaanvraag indienen, bijvoorbeeld om toeslagrechten te activeren bij het ALV of om bepaalde beheerovereenkomsten te kunnen naleven.

Indien u mestbankaangifteplichtig bent, dient u de bemestingsnormen van het mestdecreet te respecteren. Deze bemestingsnormen vindt u terug op pagina 16 van de brochure mestdecreet (zie onder de rubriek documentatie in onze website).

Voor de aankoop van NER's zijn er geen vaste tarieven. De prijzen worden bepaald door vraag en aanbod. Het voordeel van paarden is dat NER's van alle andere categorieën kunnen aangekocht worden voor paarden. De prijzen schommelen momenteel rond de 2 € per NER.

Voor wat betreft het aantal paarden dat u kan houden met een hoeveelheid NER’s verwijzen we naar de brochure “mestdecreet” die u kan downloaden van onze website.

Dit hangt af van het gewicht van de paarden: meer dan 600 kg. is 95 NER, van 200 t.e.m. 600 kg. is 71 NER en minder dan 200 kg. is 47 NER. U dient de gemiddelde veebezetting in aanmerking te nemen.

Voor de mestbank is relevant het aantal paarden dat op een zekere plaats gehouden wordt, ongeacht of het gaat om eigen paarden, dan wel om pensionpaarden.

Opgelet bij de overdracht van NER's naar een rechtspersoon-niet-personenvennootschap! Een vzw is bv. geen personenvennootschap en bij de overdracht van de NER’s van een natuurlijk persoon naar een vzw zal een reductie van 25% toegepast worden. Dit geldt niet voor een personenvennootschap zoals een BVBA of een landbouwvennootschap. Bij de mestbank kan u hierover meer specifieke info opvragen bij Dominique Bouckart (09/2448548).

Voor nadere info over de mestbank kunnen we u verwijzen naar:

www.vlm.be> Land- & Tuinbouwers > Mestbank> Nutriëntenemissierechten.

2.2. Mestopslag

Stedenbouwkundige- en milieuvergunning zjjn thans samengesmolten in één vergunning: de omgevingsvergunning.

2.2.1. Omgevingsvergunning (vroeger stedenbouwkundige vergunning)

Voor constructies is in principe een stedenbouwkundige vergunning vereist. U kan voor uw concrete dossier best contact opnemen met uw gemeentelijke administratie.

2.2.2. Omgevingsvergunning (vroeger milieuvergunning)

Vanaf een zekere capaciteit is voor een mestopslag een vergunning vereist, afhankelijk van het gebied. Voor een mestopslag met een opslagcapaciteit van minder dan 10 m³ in landbouwzone, 5m³ in woongebied met landelijk karakter en 2m³ in ander gebied is er geen omgevingsvergunning (milieu) vereist (pagina 13 van de brochure milieuvergunningen die u terugvindt op onze website: https://www.vlaamspaardenloket.be/uploads_docs/2009-09-08-11-31-09_Milieuvergunningen%20-%20Brochure.pdf

2.2.3. Constructievoorwaarden

De constructievoorwaarden van een opslagplaats voor paardenmest buiten de stal vindt u terug op pagina 12 van voormelde brochure. Indien het een opslag betreft niet bedoeld om te worden uitgespreid op het land en dus langer dan 3 maanden per jaar gebeurt, dient deze aangelegd conform Vlarem II, nl. op verharde bodem, 3-zijdig ommuurd en afhellend naar een opvanginrichting.”

Probleem: Is het mogelijk een omgevingsvergunning te bekomen voor een mestopslag in woongebied? Wanneer dat niet kan, wat moet ik dan met de mest aanvangen?

De bepalingen van artikel 5.28.1.2. §1 van VLAREM titel II bepalen dat het verboden is om een nieuwe vergunningsplichtige mestopslag te exploiteren in een woongebied, tenzij dat de gedesaffecteerde boerderij een “bestaande inrichting” zou zijn.

Een “bestaande inrichting” is gedefinieerd onder artikel 1.1.2 van VLAREM Titel II en stelt:

  • Waarvoor de exploitatie op 1/1/1993 was vergund of waarvoor vóór 1/1/1991 een vergunningsaanvraag is ingediend
  • Of die op 1/1/1993 in bedrijf is gesteld, vóór 1/1/1991 niet vergunningsplichtig was en waarvoor voor 1/3/1993 een vergunningsaanvraag is ingediend
  • Of wanneer het in de derde klasse ingedeelde inrichtingen betreft, die op 1/1/1993 in bedrijf zijn gesteld en waarvoor de melding gebeurde voor 1/1/1993
  • Of die op 1/1/1993 niet ingedeeld waren en het tengevolge een wijziging van of aanvulling op de indelingslijst nadien wel werden of worden en die op dat ogenblik reeds in uitbating of gebruik waren of zijn

De kans is allicht klein dat aan één van bovenstaande voorwaarden zal voldaan zijn, zodat behoudens die uitzonderingen elke nieuwe vergunningsplichtige mestopslag in het woongebied niet kan vergund worden.

De oplossing?

  1. Ofwel de mest in de boxen laten liggen (dergelijke mestopslag is immers niet vergunningsplichtig), maar in hoeverre dat dit haalbaar is ...
  2. Ofwel bij elke ruimbeurt de mest telkens afvoeren en opslaan op een inrichting in agrarisch gebied waar enkel een meldingsplicht klasse 3 van kracht is.
  3. Burenregeling: Er kan eventueel een overeenkomst met een landbouwer afgesloten worden (burenregeling) om daar de mest te mogen opslaan, eventueel telkens naar daar te mogen afvoeren. Men kan dus jaarlijks éénmalig een burenregeling afsluiten met een landbouwer uit een naburige gemeente (of zelfde gemeente) voor een bepaalde capaciteit en deze burenregeling dan gebruiken bij elk transport naar de landbouwer in kwestie.

Opgelet: De Vlarem-wetgeving geldt enkel voor vergunningsplichtige mestopslagen.

De VLAREM-wetgeving is enkel van kracht op een vergunningsplichtige inrichting. Beneden een bepaalde ondergrens is er geen vergunningsplicht van toepassing voor een mestopslag en kan men dus een hoeveel m³ mest opslaan zonder meer. De vergunningsverlenende overheid was van oordeel dat dergelijke kleine hoeveelheden geen hinder voor mens en milieu veroorzaken en dus niet onderhevig zijn aan enige voorwaarde(n). Voor een mestopslag met een opslagcapaciteit van minder dan 10 m³ in agrarisch gebied, 5 m³ in woongebied met landelijk karakter en 2 m³ in ander gebied is er geen omgevingsvergunning (milieu) vereist. (Pagina 13 van de brochure milieuvergunningen: https://paarden.vlaanderen/nl/themas/bouwen-mest-en-milieu/Milieuvergunningen

2.2.4. Mestopslag op akkerland - vaste mestopslag - afstand

Onder strikte voorwaarden kan mest opgeslagen worden op akkerland gedurende maximaal 1 maand

Men dient een opslag van stalmest te voorzien die ten minste groot genoeg is om de hoeveelheid mest die gedurende een periode van 3 maanden wordt geproduceerd, te kunnen opslaan.

Dit kan door op uw eigen inrichting een vaste mestopslag te construeren volgens de VLAREM-voorschriften d.w.z. betonnen mestdichte vloerplaat, 3 zijden ommuurd met mestdichte wanden en zo uitgevoerd dat de dunnen mest en afvloeiwater opgevangen wordt in een gesloten aalput. Let wel of u hiervoor een melding moet doen bij uw gemeente.

Aan deze voorwaarde wordt ook voldaan als u kan aan tonen dat de mest gedurende die 3 maanden niet op cultuurgrond wordt opgebracht bv. door het huren van een mestopslag bij derden of door verwerking van de mest of … .

Daarbuiten mag u mest op de kopakker opslaan gedurende max. 1 maand op voorwaarde dat deze mest ter plaatse uitgespreid wordt. Deze mest moet gelegen zijn op min. 100 m van woningen van derden en op ten minste 10 meter van de perceelsrand en waterlopen. Het is verboden om opslag op de kopakker te doen gedurende 15 november en 15 januari. Buiten deze periode is opslag op de kopakker beperkt tot max. 1 maand.

Concreet mag u dus mest opslaan 100 meter in het veld op voorwaarde dat deze mest op dat veld uitgespreid wordt, de mest er max. 1 maand blijft liggen en de mest 100 m van woningen van derden en op min. 10 m van de perceelsgrens en waterlopen gelegen is. Daarbuiten moet u echter ook kunnen aantonen dat u de geproduceerde mest gedurende een periode van 3 maanden kunt opslaan of kunnen aantonen dat deze niet op cultuurgrond uitgespreid wordt.

De afstandsregel van 100 meter geldt enkel voor een mestopslag op de kopakker. Een verplichting tot afdekken is er niet, maar dit kan in functie van een goed nabuurschap mogelijks nuttig zijn.

De afstandsregel van 100 meter geldt niet voor een mestopslag bij uw stallen. Daar gelden geen specifieke afstanden voor.

Regels voor mestopslag op de kopakker:

Bij opslag van vaste dierlijke mest op de kopakker moet men het milieu/omwonenden respecteren door volgende voorwaarden in acht te nemen:

  • Er wordt een afstand van minimaal 10 meter gerespecteerd ten opzichte van de perceelsgrens en van het oppervlaktewater, en van minimaal 100 meter van een vreemde woning.
  • De mest zal ter plaatse uitgereden worden (op het perceel waar de opslag gelegen is).
  • Er is geen afvloei van mestsappen naar oppervlaktewater of niet-landbouwgrond.
  • Geen opslag van vaste dierlijke mest op de kopakker tussen 15 november en 15 januari
  • De mest wordt maximaal 1 maand opgeslagen op de kopakker voorafgaand aan de effectieve toediening.

Er is dus tussen 15 november en 15 januari een totaalverbod inzake opslag van vaste dierlijke mest op de kopakker én de mest mag ten vroegste worden toegediend vanaf 16 januari.

OPGELET : op derogatiepercelen mag mest (dierlijke mest, kunstmest, …) maar worden toegediend vanaf 16 februari t.e.m. 31 augustus.

2.3. Ophalen mest

Voor het ophalen van mest (en ook wanneer men een boer mest op uw weide laat voeren) moet men een burenregeling treffen met een naburig landbouwer.

We verwijzen hiervoor naar de brochure “Mestdecreet” die u ook terugvindt op onze website:

https://www.vlm.be/SiteCollectionDocuments/Publicaties/mestbank/Brochure_paardenhouderij.pdf

De afzet van paardenmest (naar landbouwgronden van een andere exploitatie, naar een verzamelpunt of naar een verwerkingsinstallatie) moet steeds aangemeld worden bij de Mestbank. Het transport gebeurt:

  • Door een erkende mestvoerder die via een internetapplicatie (MTIL = Mest Transport Internet Loket) het transport meldt via een rechtstreekse verbinding met de databank van de Mestbank. De erkende mestvoerder maakt via het MTIL een mestafzetdocument op in 3 exemplaren: één exemplaar voor zichzelf, één exemplaar voor de aanbieder en één exemplaar voor de afnemer. De drie exemplaren moet de mestvoerder meenemen tijdens het transport. De mestvoerder en de aanbieder van de mest tekenen het mestafzetdocument bij de aanvang van het transport. De afnemer tekent bij ontvangst. De aanbieder en de afnemer ontvangen van de mestvoerder uiterlijk 60 dagen na het transport een exemplaar van het mestafzetdocument getekend door alle partijen. Als het transport niet doorgaat moet de mestvoerder het transport via het MTIL afmelden. Elke melding moet bovendien door de erkende mestvervoerder nagemeld worden via ditzelfde internetloket.
  • Met een overeenkomst van burenregeling. Deze overeenkomst kan ruim voordat het transport plaatsgrijpt opgemaakt worden tussen de aanbieder en de afnemer van de mest. Het transport kan door om het even wie uitgevoerd worden. Een transport via een ‘melding van burenregeling’ mag enkel gebruikt worden als aan de onderstaande voorwaarden voldaan is:
  • De oorsprong en de bestemming van het vervoer zijn gelegen binnen Vlaanderen;
  • Het vervoer van de paardenmest gebeurt niet door een erkend mestvoerder;
  • Het vervoer van de paardenmest gebeurt vanuit een exploitatie naar een andere exploitatie of naar landbouwgronden horende bij een andere exploitatie voor zover die gelegen zijn in dezelfde fusiegemeente of in aan elkaar grenzende fusiegemeentes.

Het formulier ‘melding van burenregeling’ moet minstens een week vóór het transport ingediend worden bij de Mestbank. Een formulier ‘melding van burenregeling’ kunt u opvragen bij de diensten van de Mestbank of downloaden van de website www.vlm.be klik op ‘formulieren’

30/09/2022 10:38
Deel deze info:

Het uitoefenen van het eigendomsrecht door kan voor buren bovenmatige hinder meebrengen. Een goed gesprek met de buur kan soms helpen.

Op elke eigenaar rust de verplichting geen fouten of nalatigheden te begaan waardoor hij aan derden schade zou berokkenen (art. 1382 e.v. B.W.). Die fout kan bestaan zowel uit een inbreuk op wettelijke verplichtingen als uit een inbreuk op de algemene zorgvuldigheidsnorm. Voor dat laatste geldt als norm “de goede huisvader”. Doe dus niet wat een goede huisvader niet zou doen. Het causaal verband tussen fout of nalatigheid en schade is bewezen van zodra aangetoond wordt dat de schade zoals ze zich in casu voordeed, zich niet zou hebben voorgedaan zonder die fout of nalatigheid.

Daarnaast kan het ook voorkomen dat zelfs een zorgzame, omzichtige burger, zonder enige “fout” te begaan, toch niet kan voorkomen dat zijn naburen schade lijden door een hinder verwekkende activiteit. Het begrip burenhinder spruit voort uit het begrip eigendom. De theorie van de burenhinder gaat ervan uit dat er een evenwicht dient te worden gerespecteerd, aangezien naburige eigenaars elk een gelijk recht op genot van hun eigendom hebben (art. 544 B.W.). De eigenaar van een onroerend goed die, zonder een fout te begaan, dit evenwicht verbreekt, door het opleggen aan een naburige eigenaar van een stoornis die de maat van de gewone buurschapsnadelen overschrijdt, is hem een rechtmatige en passende compensatie verschuldigd, waardoor het evenwicht hersteld wordt. Daartoe moet er sprake zijn van “bovenmatige” hinder, d.w.z. hinder die de gewone hinder uit nabuurschap – het normale gedogen – overtreft en aldus het evenwicht verbreekt. De sanctie die gepaard gaat met burenhinder is een compensatie en geen volledig herstel. Vormen van burenhinder kunnen zijn: lawaai, stank, giftige planten, struiken of bomen, …

Indien u nog vragen zou hebben kan u ons steeds contacteren.