De Bodemkundige Dienst van België geeft een brochure uit rond de bodemvruchtbaarheidstoestand van de Vlaamse paardenweiden: 'Wegwijs in de bodemvruchtbaarheid van de Vlaamse paardenweide (1989-2009)'. Deze publicatie bekijkt het belang van de diverse voedingselementen en de actuele bodemvruchtbaarheid van de paardenweiden. Daarnaast worden de bemestingsadviezen en de praktische werkwijze van de grondontleding besproken. U kan deze uitgave bestellen via de Bodemkundige Dienst (Prijs +/- 15 euro):
W. de Croylaan 48, 3001 Heverlee | Tel: 016 31 09 22 | Fax: 016 22 42 06 | info@bdb.be | www.bdb.be
Hieronder geven we u al enige informatie mee die aan bod komt in de publicatie:
Bij bestaande weiden wordt te vaak pas een bodemstaal genomen indien er problemen zijn met de grasgroei, of erger nog, met de gezondheid van de paarden (omwille van bijvoorbeeld een gebrekkige mineralenvoorziening). In vele gevallen zijn deze problemen in verband te brengen met de voedingstoestand van de bodem en de daaraan gekoppelde afwijkende bemesting.
Een gebalanceerde bemesting op basis van een professioneel bemestingsadvies kan dan ook veel problemen voorkomen.
De bodemvruchtbaarheid, en bijgevolg ook de optimale bemesting, kan sterk verschillen van de ene paardenweide tot de andere. Dit kan mooi geïllustreerd worden met enkele gegevens uit de hoger vermelde publicatie. Onderstaande figuur geeft de procentuele verdeling volgens zuurtegraad (=pH-KCl) weer van de onderzochte paardenweiden. Ze worden gerangschikt volgens 7 beoordelingsklassen en men streeft naar een toestand waarbij, mits oordeelkundige bemesting, optimale rendementen gehaald worden.
Bijna 7 op 10 paardenweiden heeft een afwijkende zuurtegraad. Bij een te lage pH daalt de opneembaarheid van de voedingsstoffen uit de bodem en van de toegediende bemesting. In deze gevallen wordt advies gegeven omtrent de toe te dienen bekalking. Bij een te hoge pH worden de spoorelementen moeilijk door het gras opgenomen. Hierop kan ingespeeld worden via een aangepaste meststoffenkeuze.

Volgende figuren geven de procentuele verdeling van de paardenweiden weer voor respectievelijk fosfor (P) en kalium (K).


Opvallend is de grote spreiding in bodemvruchtbaarheid gaande van zeer arm to zeer rijk. Bij een gehalte lager dan de streefzone moet extra bemest worden, bij een gehalte hoger dan de streefzone kan voor dat element bespaard worden op de bemesting. Om een evenwichtige voeding van het gras te bekomen, moet men naast de gehalten op zich ook de onderlinge verhouding tussen de elementen aandachtig bekijken.
Op de percelen met een te laag fosforgehalte (36 %) riskeren we dat het gras fosforarm wordt. Daardoor kan een optimale beendervorming bij het paard in het gedrang komen. Een groot aandeel van de paardenweiden heeft een hoger dan gewenst kaliumgehalte. Kalium is zeer belangrijk voor de grasgroei, maar een te hoog gehalte resulteert in een verminderde opname van magnesium, natrium en calcium. En dit zijn nu net drie zeer belangrijke mineralen voor het paard.