De paardenhouderij wordt nogal eens als concurrent beschouwd door de klassieke landbouw. Terecht of niet? Men kan de paardenhouderij als een bedreiging zien maar ook als uitdaging en opportuniteit, met de paardenhouderij als onderdeel van de landbouw, naast onder andere de akkerbouw, de melkveehouderij en de varkenshouderij. De landbouwadministratie maakte in 2011 reeds een beoordelingskader op voor haar eigen adviezen voor stedenbouwkundige aanvragen in landbouwzone en dit in relatie tot de verpaardingsproblematiek in de ruimtelijke ordening. Daarbij worden enkele zaken aanvaard als zuivere landbouw, een aantal als verwant aan landbouw en een aantal als geen landbouw (vooral recreatie). Bij de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning in landbouwgebied, moet steeds het advies van de landbouwadministratie gevraagd worden. De gemeente is echter niet verplicht dit ‘niet bindend” advies te volgen.
Als zuivere landbouwactiviteit worden beschouwd: paardenfokkerij, opfokstal, africhtingsstal, hengstenhouderij en paardenmelkerij. Dergelijke activiteiten kunnen als nieuwe inplanting, mits zij professioneel zijn (in hoofdactiviteit en een aanzienlijk inkomen genereren van meer dan € 25.000 bruto). Het realiseren van een meerwaarde bij een dier is een landbouwactiviteit en dat hoeft niet enkel om voedselproductie te gaan en het is ook geen vereiste dat men eigenaar is van de paarden. Dat landbouw zuiver om voedselproductie gaat is intussen immers lang achterhaald. Denk maar aan de aanplant van koolzaad voor energie. De landbouwproducent is ook niet altijd de fokker en zelfs niet de eigenaar van de dieren, denk maar aan varkensmesterijen waar de varkens niet gefokt worden door de vetmester en vaak zelfs eigendom zijn van meelfabrieken…
Landbouwverwante activiteiten zijn hippotherapie, paardenpension, centrum voor voortplantingstechnieken en geboortebegeleidingscentra. Dergelijke activiteiten zijn ook toegelaten in landbouwgebied, maar niet als nieuwe inplanting. Daarnaast zijn er ook paardenhandelsstallen, een bedrijf dat paarden aankoopt en verkoopt. Deze worden niet beschouwd als aan landbouw verwant, maar kunnen wel in bestaande inplantingen en bijgevolg een antwoord bieden op de uitdaging om gedesaffecteerde landbouwbedrijven een nieuwe bestemming te geven. In de realiteit zijn paardenbedrijven een verwevenheid van vele onderdelen: veelal beoefent men op één bedrijf verschillende onderdelen van de paardenhouderij: fokkerij, africhting, pensionstal, ... De verbreding naar hoevetoerisme, waarbij geen nadruk ligt op publieke horeca-activiteiten, maar zich beperkt tot logeergasten, kan in agrarisch gebied zolang dit maximaal 40% van het bouwvolume inneemt en maximaal 8 verblijfsgelegenheden voorziet. Ook de verbreding hoeveverkoop voor eigen melk is toegelaten. Voor maneges en paardentherapie is een functiewijziging mogelijk. Maar maneges met horeca en hippische centra zijn niet toegelaten in agrarisch gebied.
Ondanks deze richtlijnen voor advies, blijkt dit In de praktijk niet altijd even vlot te lopen en kan zelfs gesproken worden van rechtsonzekerheid. PaardenPunt Vlaanderen krijgt regelmatig vragen rond dergelijke stedenbouwkundige vergunningen.
Het bouwen van stallen (of niet vrijgestelde schuilhokken) voor hobbydoeleinden in agrarisch gebied werd tot voor kort afgetoetst aan de omzendbrief RO/2002/01. Meerdere arresten van de Raad van State en de Raad voor Vergunningsbetwistingen hebben geoordeeld dat het houden van paarden voor hobbydoeleinden strijdig is met de bestemming ‘agrarisch gebied’. Dit stelt zware problemen voor de vergunbaarheid van nieuwe stallen voor het niet-professioneel houden van paarden in agrarisch gebied, zelfs al wordt aan deze omzendbrief voldaan. Zie bijvoorbeeld RvS, nr. 211.029, 4 februari 2011 en RvVb, nr. A/2014/0489, 15 juli 2014.
Daarbij kampt de sector ook met publieke klachten die nogal eens de bovenhand halen. De lange aansleep voor het bekomen van vergunningen zorgt voor financiële onzekerheid en risico’s bij investeringen. De paardensector vraagt niet om de open ruimte vol te bouwen met paarden, maar voor hun landbouwactiviteiten wel gelijke kansen. Ook wat betreft gedesaffecteerde bedrijven ligt daar zeker een kans voor de paardenhouderij die benut zou moeten worden.