Als afsluiter van de Vlaams Sectordag Paarden 2009 werd fokkerijspecialist Jac Remijnse gevraagd om een toelichting te geven over de redenen achter het succes van onze succesvolle sportpaardenfokkerij.
Hieronder kan u deze tekst nalezen.
Met kennis begint succes
"Goedemiddag dames en heren,
Mij is gevraagd om vanmiddag in het kort mijn visie weer te geven op het succes van de sportpaardenfokkerij gezien vanuit bloedlijnen.
In mijn visie bestaat de fokkerij uit twee aspecten; het paard zelf en zijn afkomst. Wie die beoordeling van één van beide kanten vergeet doet het in mijn beleving maar half goed. Ik heb mij gespecialiseerd in de afkomst, oftewel voorouderonderzoek. Ik ga er vanuit dat de kwaliteiten van ieder topsportpaard altijd zijn oorsprong heeft. Het inzichtelijk maken waar de kwaliteiten van buitengewone sportpaarden naar te herleiden zijn is datgene wat wij doen in het fokkerijmagazine Sport Horse Breeding. Met een team van specialisten uit alle toonaangevende fokgebieden in Europa publiceren wij over de bloedlijnen die de top van spring- en dressuurpaarden domineren.
Het meest belangrijke gegeven waarop een fokker kan bouwen is de merrielijn. Daarmee bedoel ik de onderste lijn in de afstamming van het paard. De moeder, grootmoeder, etc. Als er in de merrielijn geen succesvolle aanverwanten bekend zijn die gepresteerd hebben in de topsport, kan een fokker niet verwachten dat hij paarden gaat fokken voor dit niveau. Neem bijvoorbeeld de hengst Corrado I. Zijn merrielijn leverde springpaarden voor de Olympische Spelen in 1952, 1968 en 1988. In 2008 voerde meer dan 10 procent van alle deelnemende springpaarden in Hong Kong het bloed van Corrado I. De meest succesvolle Corrado I-zoon stond ter dekking in België, de Olympische springhengst Clinton. Zijn zoon Cornet Obolensky is momenteel het meest succesvolle Belgische exportproduct.
De merrielijn van Corrado I kenmerkt zich dus door iedere generatie prominent aanwezig te zijn binnen de topsport. Andere merrielijnen die in dezelfde periode zijn gecombineerd met dezelfde hengsten hebben geen enkel internationaal sportpaard geleverd. Het is dus de merrie die het verschil maakt. Ik geloof niet in de 50%-theorie waarbij een merrielijn met zeer goede hengsten iedere generatie beter kan worden. In mijn beleving mag je iedere merrielijn beoordelen met een cijfer voor prestatievererving. Een opeenstapeling van goede hengsten verandert nauwelijks iets aan dat cijfer. Reden hiervoor is volgens mij het mitochondriaal DNA dat onveranderlijk vererft van moeder op dochter. Het mt-DNA regelt de energievoorziening in de cel en dat zien veel wetenschappers als de katalysator voor sportprestaties. Een succesvolle fokkerij valt of staat daarom altijd met de eerste merrie waarmee een fokker van start gaat. Om snellere vooruitgang te boeken en het belang van de merrielijn te onderstrepen heeft de volbloedfokkerij en de Holsteinse fokkerij al meer dan 100 jaar geleden de merrielijnen binnen haar populatie genummerd.
Naar mijn mening is er geen relatie tussen prestatievererving en de mannelijke lijn, de bovenste lijn in de pedigree. De vader, grootvader, etc. Wel zijn individuele hengsten van groot belang binnen de fokkerij. Iedere hengst is in mijn beleving het verlengstuk van zijn moeder en vererft vaak specifieke kenmerken en eigenschappen van zijn merrielijn. Een goed voorbeeld dat dit onderstreept is het groot aantal succesvolle hengsten met een negatief verervende vader. Succesvolle hengsten gefokt uit een slechte merrielijn zijn mij niet bekend.
De individuele hengst is van groot belang omdat hij de mogelijkheid heeft om belangrijke eigenschappen van zijn merrielijn in veelvoud over de totale populatie te verspreiden. Zijn moeder kan in haar leven immers hooguit 20 nakomelingen leveren afgezien van embryotransplantatie, haar zoon meer dan 1.000 nakomelingen. Het is daarom van belang om hengsten in te zetten uit goede merrielijnen omdat je hiermee op korte termijn een grotere vooruitgang kunt boeken. Kijk naar het voorbeeld van Corrado I. Zijn merrielijn leverde iedere generatie Olympische Springpaarden en zoals gezegd was Corrado I in Hong Kong present in de afstamming van meer dan 10 procent van alle deelnemende springpaarden.
Andere voorbeelden van hengsten die de beste kwaliteiten uit een merrielijn naar boven konden halen zijn o.a. Ramiro Z en Almé Z. Beide komen uit uitzonderlijk goede merrielijnen en stonden in België ter dekking. Hun combinatie leverde Ratina Z op, het meest succesvolle springpaard van de vorige eeuw. Ik stel mij altijd de vraag waarom juist Ratina Z het beste product is van de combinatie Ramiro Z x Almé Z. Een combinatie die tientallen keren gemaakt is. Het antwoord vinden we wederom in de merrielijn. Ratina’s grootmoeder Heureka Z was zelf winnaar van de Grote Prijs in Aken.
De mannelijke lijn in Ratina’s pedigree voert terug op Ramzes. Uit dezelfde mannelijke lijn komt eveneens de dressuurvererver Rubinstein I. Net als bij Ratina Z zijn de specifieke kwaliteiten van Rubinstein I terug te herleiden naar zijn merrielijn. Grootmoeder Dodona is moeder van de Olympische dressuurpaarden Ahlerich en Amon alsook grootmoeder van tweevoudig Olympisch Kampioen Rembrandt.
Uit dit verhaal zijn twee conclusies te trekken. Ten eerste: de prestatievererving van een hengst wordt bepaald door zijn merrielijn en ten tweede: voor succesvolle productie is een hengst afhankelijk van goede merrielijnen.
In tegenstelling tot andere toonaangevende stamboeken in Europa kent de Belgische fokkerij geen eigen basispopulatie. De Belgische fokkers moesten dus hun fokkerij opbouwen met merries en hengsten van zusterstamboeken. Desondanks staat de Vlaamse fokkerij op de meest recente wereldranglijst voor springpaarden vermeld met 48 producten bij de beste 250 paarden. Het betekent dat de Vlaamse stamboeken BWP en Studbook Zangersheide verantwoordelijk zijn voor bijna 20 procent van alle springpaarden in de topsport. Het Nederlandse stamboek KWPN neemt 24 procent voor haar rekening. Slechts 4 procent meer. Het verschil is echter dat de Vlaamse stamboeken deze positie bereikten met ongeveer de helft van het aantal gefokte paarden in vergelijking tot het KWPN. Wanneer we de Europese stamboekverhoudingen in dit perspectief zien dan staan de Vlaamse stamboeken samen met het Holsteiner Verband eenzaam aan de springtop.
Waaraan heeft de Belgische fokkerij haar succes te danken. In mijn visie zijn hiervoor drie punten bepalend. Ten eerste zijn de fokkers en hengstenhouders bereid om overal ter wereld merries en hengsten uit de beste merrielijnen naar België te halen. Ten tweede staat gezondheid hoog op de agenda van stamboeken. Het derde en meest doorslaggevend punt is de selectie op springaanleg. Die staat in de agenda van de Vlaamse stamboeken op nummer één, in tegenstelling tot veel andere zusterstamboeken.
Ter afsluiting noem ik twee voorbeelden van hengsten die dit beleid goed weergeven met Darco en Jus de Pomme. De BWP-hengst Darco was zelf succesvol in de topsport onder Ludo Phillipaerts. Op de meest recente wereldranglijst voor springpaarden is Darco als enige hengst vermeld met negen directe kinderen. Daarmee is hij op dit moment te bestempelen als beste vaderpaard ter wereld. De merrielijn van Darco komt oorspronkelijk uit Nederland en is daar ook wijdvertakt. Toch is Darco in België geboren en gekeurd kunnen worden. En hoewel deze merrielijn ook in Nederland succesvol is heeft het selectiebeleid daar nog niet gezorgd voor een product vergelijkbaar met Darco.
De BWP-hengst Jus de Pomme werd wereldberoemd toen hij in 1996 de Olympische titel won in Atlanta onder Ulrich Kirchhoff. Zijn merrielijn komt oorspronkelijk uit Frankrijk en is daar ook wijdvertakt. Toch is Jus de Pomme in België geboren en gekeurd kunnen worden.
Deze voorbeelden illustreren heel duidelijk de kracht van een prestatiegericht selectiebeleid. Het geeft de Belgische fokkers de kans om optimaal gebruik te kunnen maken van de kwaliteiten die verborgen liggen in hun merries zodat succes ook in de toekomst verzekerd is.
Ik dank u voor uw aandacht.
Jac Remijnse"
Mij is gevraagd om vanmiddag in het kort mijn visie weer te geven op het succes van de sportpaardenfokkerij gezien vanuit bloedlijnen.
In mijn visie bestaat de fokkerij uit twee aspecten; het paard zelf en zijn afkomst. Wie die beoordeling van één van beide kanten vergeet doet het in mijn beleving maar half goed. Ik heb mij gespecialiseerd in de afkomst, oftewel voorouderonderzoek. Ik ga er vanuit dat de kwaliteiten van ieder topsportpaard altijd zijn oorsprong heeft. Het inzichtelijk maken waar de kwaliteiten van buitengewone sportpaarden naar te herleiden zijn is datgene wat wij doen in het fokkerijmagazine Sport Horse Breeding. Met een team van specialisten uit alle toonaangevende fokgebieden in Europa publiceren wij over de bloedlijnen die de top van spring- en dressuurpaarden domineren.
Het meest belangrijke gegeven waarop een fokker kan bouwen is de merrielijn. Daarmee bedoel ik de onderste lijn in de afstamming van het paard. De moeder, grootmoeder, etc. Als er in de merrielijn geen succesvolle aanverwanten bekend zijn die gepresteerd hebben in de topsport, kan een fokker niet verwachten dat hij paarden gaat fokken voor dit niveau. Neem bijvoorbeeld de hengst Corrado I. Zijn merrielijn leverde springpaarden voor de Olympische Spelen in 1952, 1968 en 1988. In 2008 voerde meer dan 10 procent van alle deelnemende springpaarden in Hong Kong het bloed van Corrado I. De meest succesvolle Corrado I-zoon stond ter dekking in België, de Olympische springhengst Clinton. Zijn zoon Cornet Obolensky is momenteel het meest succesvolle Belgische exportproduct.
De merrielijn van Corrado I kenmerkt zich dus door iedere generatie prominent aanwezig te zijn binnen de topsport. Andere merrielijnen die in dezelfde periode zijn gecombineerd met dezelfde hengsten hebben geen enkel internationaal sportpaard geleverd. Het is dus de merrie die het verschil maakt. Ik geloof niet in de 50%-theorie waarbij een merrielijn met zeer goede hengsten iedere generatie beter kan worden. In mijn beleving mag je iedere merrielijn beoordelen met een cijfer voor prestatievererving. Een opeenstapeling van goede hengsten verandert nauwelijks iets aan dat cijfer. Reden hiervoor is volgens mij het mitochondriaal DNA dat onveranderlijk vererft van moeder op dochter. Het mt-DNA regelt de energievoorziening in de cel en dat zien veel wetenschappers als de katalysator voor sportprestaties. Een succesvolle fokkerij valt of staat daarom altijd met de eerste merrie waarmee een fokker van start gaat. Om snellere vooruitgang te boeken en het belang van de merrielijn te onderstrepen heeft de volbloedfokkerij en de Holsteinse fokkerij al meer dan 100 jaar geleden de merrielijnen binnen haar populatie genummerd.
Naar mijn mening is er geen relatie tussen prestatievererving en de mannelijke lijn, de bovenste lijn in de pedigree. De vader, grootvader, etc. Wel zijn individuele hengsten van groot belang binnen de fokkerij. Iedere hengst is in mijn beleving het verlengstuk van zijn moeder en vererft vaak specifieke kenmerken en eigenschappen van zijn merrielijn. Een goed voorbeeld dat dit onderstreept is het groot aantal succesvolle hengsten met een negatief verervende vader. Succesvolle hengsten gefokt uit een slechte merrielijn zijn mij niet bekend.
De individuele hengst is van groot belang omdat hij de mogelijkheid heeft om belangrijke eigenschappen van zijn merrielijn in veelvoud over de totale populatie te verspreiden. Zijn moeder kan in haar leven immers hooguit 20 nakomelingen leveren afgezien van embryotransplantatie, haar zoon meer dan 1.000 nakomelingen. Het is daarom van belang om hengsten in te zetten uit goede merrielijnen omdat je hiermee op korte termijn een grotere vooruitgang kunt boeken. Kijk naar het voorbeeld van Corrado I. Zijn merrielijn leverde iedere generatie Olympische Springpaarden en zoals gezegd was Corrado I in Hong Kong present in de afstamming van meer dan 10 procent van alle deelnemende springpaarden.
Andere voorbeelden van hengsten die de beste kwaliteiten uit een merrielijn naar boven konden halen zijn o.a. Ramiro Z en Almé Z. Beide komen uit uitzonderlijk goede merrielijnen en stonden in België ter dekking. Hun combinatie leverde Ratina Z op, het meest succesvolle springpaard van de vorige eeuw. Ik stel mij altijd de vraag waarom juist Ratina Z het beste product is van de combinatie Ramiro Z x Almé Z. Een combinatie die tientallen keren gemaakt is. Het antwoord vinden we wederom in de merrielijn. Ratina’s grootmoeder Heureka Z was zelf winnaar van de Grote Prijs in Aken.
De mannelijke lijn in Ratina’s pedigree voert terug op Ramzes. Uit dezelfde mannelijke lijn komt eveneens de dressuurvererver Rubinstein I. Net als bij Ratina Z zijn de specifieke kwaliteiten van Rubinstein I terug te herleiden naar zijn merrielijn. Grootmoeder Dodona is moeder van de Olympische dressuurpaarden Ahlerich en Amon alsook grootmoeder van tweevoudig Olympisch Kampioen Rembrandt.
Uit dit verhaal zijn twee conclusies te trekken. Ten eerste: de prestatievererving van een hengst wordt bepaald door zijn merrielijn en ten tweede: voor succesvolle productie is een hengst afhankelijk van goede merrielijnen.
In tegenstelling tot andere toonaangevende stamboeken in Europa kent de Belgische fokkerij geen eigen basispopulatie. De Belgische fokkers moesten dus hun fokkerij opbouwen met merries en hengsten van zusterstamboeken. Desondanks staat de Vlaamse fokkerij op de meest recente wereldranglijst voor springpaarden vermeld met 48 producten bij de beste 250 paarden. Het betekent dat de Vlaamse stamboeken BWP en Studbook Zangersheide verantwoordelijk zijn voor bijna 20 procent van alle springpaarden in de topsport. Het Nederlandse stamboek KWPN neemt 24 procent voor haar rekening. Slechts 4 procent meer. Het verschil is echter dat de Vlaamse stamboeken deze positie bereikten met ongeveer de helft van het aantal gefokte paarden in vergelijking tot het KWPN. Wanneer we de Europese stamboekverhoudingen in dit perspectief zien dan staan de Vlaamse stamboeken samen met het Holsteiner Verband eenzaam aan de springtop.
Waaraan heeft de Belgische fokkerij haar succes te danken. In mijn visie zijn hiervoor drie punten bepalend. Ten eerste zijn de fokkers en hengstenhouders bereid om overal ter wereld merries en hengsten uit de beste merrielijnen naar België te halen. Ten tweede staat gezondheid hoog op de agenda van stamboeken. Het derde en meest doorslaggevend punt is de selectie op springaanleg. Die staat in de agenda van de Vlaamse stamboeken op nummer één, in tegenstelling tot veel andere zusterstamboeken.
Ter afsluiting noem ik twee voorbeelden van hengsten die dit beleid goed weergeven met Darco en Jus de Pomme. De BWP-hengst Darco was zelf succesvol in de topsport onder Ludo Phillipaerts. Op de meest recente wereldranglijst voor springpaarden is Darco als enige hengst vermeld met negen directe kinderen. Daarmee is hij op dit moment te bestempelen als beste vaderpaard ter wereld. De merrielijn van Darco komt oorspronkelijk uit Nederland en is daar ook wijdvertakt. Toch is Darco in België geboren en gekeurd kunnen worden. En hoewel deze merrielijn ook in Nederland succesvol is heeft het selectiebeleid daar nog niet gezorgd voor een product vergelijkbaar met Darco.
De BWP-hengst Jus de Pomme werd wereldberoemd toen hij in 1996 de Olympische titel won in Atlanta onder Ulrich Kirchhoff. Zijn merrielijn komt oorspronkelijk uit Frankrijk en is daar ook wijdvertakt. Toch is Jus de Pomme in België geboren en gekeurd kunnen worden.
Deze voorbeelden illustreren heel duidelijk de kracht van een prestatiegericht selectiebeleid. Het geeft de Belgische fokkers de kans om optimaal gebruik te kunnen maken van de kwaliteiten die verborgen liggen in hun merries zodat succes ook in de toekomst verzekerd is.
Ik dank u voor uw aandacht.
Jac Remijnse"