Methode & Impact
Een vroege socialisatie van het veulen, niet gericht op één gerelateerd dier, als ook een tijdige gewenning aan paard-mens interactie, is noodzakelijk om later veilig te worden ingezet als hobby- of sportpaard. Een goede sociale ontwikkeling krijgen veulens vooral van andere paarden; hun eigen moeders zijn vaak te ‘aardig’. Naast sociale ontwikkeling, is voldoende beweging – essentieel voor een goede spier, pees, bot en kraakbeen ontwikkeling – vanaf de eerste week noodzakelijk. Onderzoek heeft uitgewezen dat beweging vooral gestimuleerd wordt door de aanwezigheid van andere merries met veulens die liefst 24 uur per dag samen buiten leven (van der Lest et al. 2002; Kurvers et al. 2006). In de natuur gebeurt het spenen meer als een gradueel proces. Veulens blijven zogen tot de merrie steeds vaker het veulen afweert en wordt normaal gesproken afgerond rond de 8e-9e maand: 2 -3 maanden vóór de geboorte van het nieuwe veulen (Waran et al. 2008). Wanneer spenen artificieel wordt opgelegd, gebeurt dit meestal vroeger (4-6 maanden) in een periode waarin er nog veel melk van de uier wordt opgenomen en dus wanneer de merrie-veulen binding nog sterker is. Daarnaast gebeurt het artificieel spenen veel vaker niet gradueel (over bepaalde periode steeds langere tijd apart van elkaar) maar abrupt: of de merrie wordt in één keer bij haar veulen weggehaald of het veulen in één keer bij de merrie. Bij artificieel spenen vertoont zowel de merrie als het veulen meer een zgn. ‘herstel gedrag’ (=stress gedrag; zoeken door hectisch rondjes lopen; sterke vocalisaties soms afgewisseld met energie besparende ‘depressie’)(Panksepp 1988). Ook excessief foerageer gedrag wordt gezien, als ook gestegen cortisol gehaltes en een gestegen hartfrequentie en lichaamstemperatuur (Donaldson et al. 2002). Waran et al. (2008) tonen aan dat artificieel spenen vaak gepaard gaat met psychologische, fysieke en nutritionele stressoren en, zowel bij de merrie als het veulen, tot een welzijnsprobleem kan leiden. Naast het ongemak van een gespannen uier onmiddellijk na het spenen, zal de merrie minder lang bovenstaand gedrag vertonen dan het veulen (Houpt, 2002).
Abrupte en complete afzondering van het veulen bij spenen op 6 maanden veroorzaakte reeds na 30min een hogere neuro-endocrine (cortisol) respons dan bij abrupte maar gedeeltelijke (= alleen zogen kon niet meer) afzondering (Bruschetta et al. 2017). Hoewel geen verschillen werden gezien bij gradueel spenen vs. abrupt spenen wat betreft cortisol-spiegels, werd er wel meer vocalisatie en agitatie gezien bij het abrupte spenen (Moons et al. 2005). Meer nog, volgens een studie werd er na een stapsgewijze verplaatsing (van 4 km wandelen) na abrupt spenen vs. onmiddellijk verplaatsen na abrupt spenen, een negatief effect op de groei gezien (significant en merkbaar tot 5 maand na spenen) en een hogere acute stress respons (cortisol) bij de veulens die direct moesten wandelen (Dubcova et al. 2015). Er werd geen verschil in schofthoogte en radiografische been densiteit gezien wanneer men ging spenen op 4.5 maand leeftijd vs. 6 maand; in beide groepen daalde de gemiddelde gewichtsaanzet per dag (Rogers et al. 2004), waarbij been omtrek tijdelijk minder toenam bij vroeger spenen (en normaliseerde na 2 maand) vs. later spenen (Warre et al. 1998). Dus het verlaten van speen tijdstip kan de (tijdelijke) vermindering in dagelijkse groei niet teniet doen.
Als de veulens rond de 6 maanden gespeend moeten worden is de minst stressvolle manier (gemeten aan de hand van hartslagfrequentie, hartslag variabiliteit, cortisol, lichaamsgewicht en gedrag) er als eerste voor te zorgen dat er reeds ruim voor het spenen niet dragende volwassen merries (of sociale ruinen) in de groep aanwezig zijn. Daarna kunnen de veulens abrupt gespeend worden door de moeders weg te halen, maar de bekende volwassen dieren samen te laten bij de veulens (Erber et al. 2012). Het is belangrijk voor de veulens dat er zo min mogelijk verandert (dus alleen de moeders weghalen en niet de veulens plus de ‘oppassers’). Alternatief is de introductie binnen 15 minuten van (niet gerelateerde, niet lacterende) adulte sociale merries in de gespeende groep veulens. Dit reduceerde de stress en eventuele latere agressie en hielp in het voorkomen van abnormale gedragingen (Henry et al. 2012). In een studie waarbij eerst de uier onbereikbaar werd gemaakt en 4 dagen later de merries (abrupt) weggehaald werden zag men een dempend effect op fysiologie en gedrag van de 4-6 maanden oude veulens maar een groter effect op de moeder. Maar het abrupte spenen had een veel groter negatief effect op beiden (Merkies et al. 2016). Vaak wordt aangeraden de veulens met tweeën of in groepen te spenen, zeker is dat in een sociale context opgroeien en spenen veel beter is dan veulens solitair te houden en/of te isoleren in een box. Let op, dat werkt alleen als de veulens vóór het spenen elkaar al kennen, als ze met een vreemd veulen in de box gezet worden werkt dat averechts (Heleski et al. 2002; Waran et al. 2008). Ook bij kortstondige separatie van de merrie (bv voor KI of dekking) bleek dat het gezelschap van een dierverzorger in de stal, een duidelijk positief stress reducerend effect gaf bij de veulens (McGee and Smith 2004). Opgelegde mens-veulen interactie lijkt efficiënt om paard-mens interactie te bespoedigen in het latere leven in een bepaalde setting en mits herhaling (Ligout et al. 2008).
De methode van spenen (abrupt vs. progressief stapsgewijs) had in een studie beiden een invloed op de microbiotica in de darm, hoewel de proporties en mate waarin verschilde bij beide protocollen was er geen consequentie en causaal verband te vinden tot dusver (Mach et al. 2017).
Bij het abrupt spenen op 5-6 maanden werd er in een studie een veranderde neutrofielen/lymphocyten ratio gezien alsook leucocytosis, neutrocytosis, lympho- en eosinophylopenie als typisch stressbeeld (Qureshi et al.2013 ). De stress geïnduceerde stijging van ACTH had ook een direct effect op de immuniteit van het veulen (Aoki et al. 1990). Verder werd ook haemoconcentratie en activatie van erythropoiesis gezien (Qureshi et al. 2013).
Het gebruik van feromonen (equine appeasing pheromone EAP) leek niet onmiddellijk te leiden tot verlaagde cortisol spiegels of verminderde stress geïnduceerde gedragspatronen (Berger et al. 2013). Hoewel anderen wel degelijk een positief effect op hartslagfrequentie, hartslag variabiliteit, cortisol, en gedrag vonden bij het gebruik van EAP bij gradueel spenen.
Er zijn tevens aanwijzingen dat bepaalde rassen (Thoroughbreds and Standardbreds) een hogere (metabole) stress respons ondergaan dan andere rassen (e.g. Warmbloods) (Qureshi et al. 2013). Verder zou het rantsoen mogelijks mee kunnen helpen stress gedrag te modificeren (Nicol et al. 2005).