Is het een voorwaarde voor het bekomen van een omgevingsvergunning voor particuliere houders van weidedieren voor een stal binnen een straal van 50 meter van een vergund of vermoedelijk vergund gebouw, dat dat gebouw op hetzelfde perceel moet staan of in eigendom moet zijn van de vergunningsaanvrager? 11/02/2019 2 min

De voorwaarden voor toepassing van het amendement bij de VCRO voor hobbymatige houders van weidedieren staan in de VCRO.

De wet voorziet niet dat het vergund gebouw op het zelfde perceel moet staan, en ook niet dat dat vergund gebouw in eigendom moet zijn van de aanvrager;

Dat standpunt wordt ook gecommuniceerd door het departement omgeving:

Zie navolgende link:

https://www.ruimtevlaanderen.be/NL/Beleid/Wetgeving/Hobbystallen-voor-weidedieren-uitgebreid

In voormelde link wordt verwezen naar een FAQ: https://www.ruimtevlaanderen.be/Portals/108/FAQ-flits_codextrein.pdf

Dient de woning zich op het zelfde perceel te bevinden als het perceel waarop de hobbystal wordt ingeplant? Dient de woning in eigendom te zijn van de aanvrager van de hobbystal?

Overeenkomstig art. 4.4.8/2§1 kan in een gebied met een gebiedsaanduiding die tot de categorie ‘landbouw’ behoort en als er geen bestaande stallingsmogelijkheden zijn, een omgevingsvergunning voor het oprichten van 1 stal voor weidedieren die geen betrekking heeft op een effectief beroepslandbouwbedrijf worden afgeleverd, onder bepaalde voorwaarden. Voorwaarde 1 stelt dat de stal volledig wordt opgericht binnen een straal van 50m van een hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte residentiële woning of bedrijfswoning. De woning dient zich niet op hetzelfde perceel te bevinden als het perceel waarop de hobbystal wordt ingeplant, noch dient de woning in eigendom te zijn van de aanvrager van de hobbystal.

Uit de aanvraag moet wel blijken dat de aanvrager effectief weidedieren houdt of zal houden en dat hij voldoende graasweiden in eigendom, in pacht of in gebruikt heeft in verhouding tot het aantal dieren waarvoor een stal wordt voorzien. De stal kan uitsluitend gebruikt worden voor het verblijf van weidedieren eventueel in combinatie met een beperkte bergruimte in functie van dit verblijf (hooi, voeder…). Bij de memorie van toelichting bij het artikel worden volgende richtinggevende cijfers en gegevens meegegeven:

met betrekking tot grote weidedieren, zoals paarden en runderen:

  • dergelijke weidedieren moeten ter plaatse of in de onmiddellijke omgeving van de stalling over voldoende graasweide beschikken;
  • Richtnorm: 1000 à 2500 m² per dier, met een maximum van 4 grote weidedieren per hectare;
  • afhankelijk van de (schoft)hoogte van het dier, 10 à 15 m² stallingsoppervlakte per weidedier;
  • 5 à 15 m² voederberging (stro + hooi) per dier;