02 Jun, 2023
Met dank aan onze partners
Raad voor Dierenwelzijn: Advies
Het advies van de Raad voor Dierenwelzijn luidt dat er voor paarden die in weiden gehouden worden, aanvullende regelgeving moet worden opgesteld.
“De paarden die buiten worden gehouden, moeten kunnen opgestald worden of, indien dit niet het geval is, over een natuurlijke beschutting of een schuilhok beschikken.”
Raad voor Dierenwelzijn: Richtlijnen voor het houden van paardachtigen in de weide
De behoeften van paarden in de weide zijn afhankelijk van het ras, de leeftijd en van individuele variaties. Toch gelden volgende richtlijnen voor paardachtigen (inclusief pony’s, ezels, muilezels en muildieren in het algemeen) en paarden in het bijzonder:
- De minimale hoogte van de afsluitingen is 1,25m voor paarden, 1m voor pony's en 1,4m voor hengsten.
- De afsluiting moet zeer goed zichtbaar zijn (brede dwarsplanken worden sterk aanbevolen).
- De afsluiting moet in goede staat zijn en scherpe hoeken moeten vermeden worden.
- Een bevestigde prikkeldraad en gaas moeten worden verboden, aangezien dit ernstige verwondingen veroorzaakt vooral wanneer de prikkeldraad losser gaat hangen. Er moet zich steeds een elektrisch geleidende draad, band of bij voorkeur koord, voor dit soort afsluiting bevinden.
- Een bijkomende elektrisch geleidende draad, band of bij voorkeur koord is een pluspunt, en is onontbeerlijk wanneer er geslachtsrijpe hengsten worden gehouden.
- De vereiste hoeveelheid water zal afhangen van paard tot paard en de weersomstandigheden en er is minstens 5 liter nodig per 100 kg levend gewicht per dag (25 à 50 liter/dag/volwassen paard). Deze hoeveelheid zal groter zijn wanneer de temperaturen hoger liggen en/of na inspanningen, alsook in bepaalde situaties, wanneer bijvoorbeeld een merrie zoogt. De interactie met de voedersamenstelling is ook belangrijk.
- De paarden moeten toegang hebben tot drinkbaar water. Tijdens de vriesperiode moet de toegang worden behouden door de vereiste maatregelen te treffen om het water te verhinderen om te bevriezen.
- De hoeveelheid gras van de weide moet van voldoende kwaliteit zijn, en aangepast aan de hoeveelheid dieren en hun behoeften. Deze behoeften zullen groter zijn bij koude weersomstandigheden of bij inspanningen of nog wanneer de merrie drachtig is of zoogt. De behoeften zullen daarentegen soms zeer beperkt zijn bij paarden met hoefbevangenheid en/of obesitas (komt frequent voor bij bepaalde ezels en pony’s).
- Te veel en te rijk gras kan, voornamelijk in het voorjaar, schadelijk zijn en leiden tot hoefbevangenheid en obesitas.
- Wanneer er geen voldoende gras is in de weide, moet er bijkomend voedsel (veelal hooi of voordroog) van buitenaf worden verschaft. Dit extra voedsel moet voldoen aan de vereisten inzake kwaliteit en kwantiteit. Indien nodig moet de paardenhouder geschikte voedervoorzieningen gebruiken (bv. een overdekte ruif).
- De weide moet goed onderhouden worden, zodat er zich geen planten bevinden die giftig zijn voor de paarden (taxus, lupinen, ranonkel, jacobskruiskruid, ….).
4. Beschutting
De paarden die buiten worden gehouden, moeten kunnen opgestald worden of over beschutting beschikken.
- De beschutting kan een natuurlijke beschutting (bomen, hagen,…) of een schuilhok zijn, die de paarden voldoende bescherming biedt tegen de wind, de regen en de hitte (schaduwzone).
- Tijdens de winter, als de beschutting natuurlijk is, moet deze voldoende bescherming bieden. Als dat niet het geval is, moet men de mogelijkheid hebben om de paarden in een andere weide te plaatsen, of ze op te stallen. Indien dat niet mogelijk is, moeten de dieren over een schuilhok beschikken.
- In de beschuttingzone moeten alle dieren zich tegelijkertijd kunnen terugtrekken en de beschutting moet bij voorkeur breder dan diep zijn.
- De beschutting moet met de gesloten kant naar de dominante windrichting georiënteerd staan in de winter, maar in de zomer mogen de zijwanden weggelaten worden.
- Tijdens de zomer moet de beschutting een goed geventileerde schaduwzone verschaffen.
- Tijdens de winter moet de beschutting drie gesloten kanten hebben met een aangepaste opening voor ventilatie.
- De bodem moet voldoende droog en comfortabel zijn.
- De minimale oppervlakte per dier is in functie van de schofthoogte als volgt, maar voor het dierenwelzijn is een grotere oppervlakte sterk aanbevolen:Schofthoogte <120cm: 4 m² | Schofthoogte 120-134cm: 4,5 m² | Schofthoogte 134-148cm: 5,5 m² | Schofthoogte148-162cm: 6 m² | Schofthoogte162-175cm: 7,5 m² | Schofthoogte >175cm: 8 m²
- Het dak van het schuilhok moet minimaal 0,8m hoger zijn dan de schofthoogte van het paard en uit materialen bestaan, die beschutting bieden tegen warmte en koude.
- Indien meerdere paarden op de weide staan moet de toegang voldoende breed zijn.
- De gezondheidstoestand en het dierenwelzijn moeten dagelijks worden gecontroleerd, onder meer hun algemene toestand en de eventuele aanwezigheid van blessures, kreupelheid en andere ziektetekenen. De merries die op het punt staan om te veulenen moeten onder toezicht gehouden worden, eventueel met technische hulpmiddelen.
- De geblesseerde of zieke dieren moeten adequaat worden gehuisvest, behandeld en verzorgd.
- De hoeven moeten tijdig bekapt en verzorgd worden.
- De weide moet een droge en comfortabele ruimte bieden aan de paarden waar ze voldoende bewegingsvrijheid hebben.
- Een bijzondere aandacht zal moeten worden besteed aan de bescherming tegen insecten (dazen, vliegen, …), met speciale aandacht voor paarden met zomerschurft.
- De paarden moeten oordeelkundig ontwormd worden.
- Goed weilandbeheer wordt sterk aanbevolen, zoals toepassing van wisselweiden, weidebloten, mest verwijderen, en gemengde beweiding met schapen of runderen, waardoor wormbesmetting meer kan worden beperkt, en het gras beter kan groeien.

Het gezelschap van andere diersoorten kan enigszins de eenzaamheid van een paard verhelpen, maar kan in geen geval zijn soortgenoten perfect vervangen.
Enkele belangrijke tips
1. Opgelet met de eerste weidegang van het jaar!
Paarden hebben een zeer gevoelig spijsverteringsstelsel. Een abrupte wijziging in hun voeding is zeker niet zonder gevaar. Zet paarden die lange tijd geen gras hebben gegeten nooit met een lege maag op de weide. U kan ze best zeer geleidelijk aan het verse groene gras laten wennen. Begin de eerste dag met een korte weidegang die stelselmatig verlengd kan worden.
Een overvloed aan mals, jong en rijk gras resulteert al te vaak in hoefbevangenheid of koliek. Belangrijk daarbij is het aandeel fructaan in het gras. Dit is een soort suiker dat door het gras wordt aangemaakt onder invloed van zonlicht. Wanneer het gras goed kan groeien wordt het fructaan verder verwerkt tot bouwstof. Maar wanneer dit niet het geval is – wegens te lage temperatuur, te weinig water of te weinig voedingsstoffen – loopt het fructaangehalte op. Gras met een hoog fructaangehalte kan hoefbevangenheid veroorzaken.
2. Onderhoud uw weiden op een doordachte manier!
Het is van belang paardenweiden goed te onderhouden, met een aangepaste bemesting – zeker niet te veel stikstof – en onkruidbestrijding.
Te rijk en eiwitrijk gras is gevaarlijk voor paarden. Gras geeft op zich reeds een overaanbod aan eiwit. Omdat dit gehalte sterk afhankelijk is van de bemesting moet u voor paardenweiden zeer zuinig zijn met het toedienen van stikstof. Weiden die te rijk zijn en/of veel klaver bevatten, geven een overaanbod aan eiwit, met risico op hoefbevangenheid, koliek en trommelzucht.
In de brochure “Grasland voor paarden” van ADLO vindt u o.a. nuttige tips voor bemesting van weiden. Daarbij is een regelmatige grondontleding van groot belang. Wanneer deze aangeeft dat de grond verzuurd is dan zal het nodig zijn te “kalken”. Om de bodemvruchtbaarheid van uw paardenweide te bepalen, stelde de Bodemkundige Dienst van België een pakket samen voor de analyse van de belangrijkste parameters. Dit standaardpakket bestaat uit de bepaling van:
- De grondsoort
- De zuurtegraad
- Het koolstofpercentage
- De gehaltes aan fosfor, magnesium, kalium, natrium en calcium
Bijkomend aan het standaardpakket kan u een supplementaire bepaling laten uitvoeren van zwavel, koper en kobalt. Zwavel is een essentieel voedingselement voor het gras en is, samen met stikstof, noodzakelijk voor de vorming van eiwitten. Het belang van koper en kobalt ligt voornamelijk op het vlak van paardenvoeding: Koper voor een mooie beharing, kobalt voor de aanmaak van het vitamine B12.
3. Kies de meest geschikte afsluiting!
Afsluitingen met houten dwarslatten en daarvoor een elektrische geleiding zijn ideaal voor paarden. Deze zijn wel duur en er is een bouwvergunning voor nodig maar voor de paarden zijn zij zeker het veiligst.
Voor elektrische geleiding is er draad, koord of lint beschikbaar op de markt. Wanneer de benen van het paard erin verstrikt raken heeft dit vaak verschrikkelijke gevolgen. Gemakkelijk breken is dan ook een belangrijke eigenschap die een rol moet spelen bij uw keuze. Dat prikkeldraad uit den bozen is hoeft geen verder betoog.
4. Denk nooit dat uw paard het net zo koud of warm heeft als uzelf!
Op gebied van temperatuur ligt de “comfortzone” van mens en paard ver uit elkaar. Paarden beschikken ook over efficiënte compensatiemechanismen zowel bij lage als bij hoge temperaturen. Hierover vindt u wetenschappelijk gefundeerde info in de presentatie van Professor Piet Deprez (UGent) over “Voeding en temperatuurregeling bij het paard”.
5. Vergeet de nodige inentingen en ontwormingen niet!
Last but not least roepen we op uw paarden afdoende te ontwormen en te enten tegen griep, tetanos en rhinopneumonie. Laat u hierbij adviseren door uw dierenarts.