Het houden van paarden voor hobbydoeleinden is strijdig met de bestemming ‘agrarisch gebied’.
Indien er geen bestaande stallen of andere constructies zijn die kunnen worden aangepast tot hobbystal, zal het voortaan voor een hobbylandbouwer mogelijk zijn om in niet ruimtelijk kwetsbaar landbouwgebied één stal voor weidedieren op te richten binnen een straal van 50 meter van zijn woning. Afhankelijk van het aantal hectare graasland, zal de stal tot 200 m² groot mogen zijn. In de huidige regeling mogen enkel schuilhokken tot 40 m² worden opgericht.
Onder impuls van Joke Schauvliege, Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, krijgt de nieuwe ruimtelijke ordening in Vlaanderen stilaan vorm. Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen nadert zijn definitieve versie, het instrumentdecreet ligt op de regeringstafel en een reeks aanpassingen aan de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening werden vandaag in het Vlaams Parlement definitief goedgekeurd. Vanaf 1 januari zal bovendien de omgevingsvergunning in alle gemeenten worden toegepast.
Joke Schauvliege: “De ruimte in Vlaanderen is schaars en de wetgeving op de ruimtelijke ordening is complex. Met dit eerste pakket definitieve wijzigingen willen wij, in aanloop naar het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en de nieuwe instrumenten om dat plan gestalte te geven, alvast een aantal noodzakelijke vereenvoudigingen en moderniseringen doorvoeren.”
De minister wijst op een aantal concrete mogelijkheden waarmee openbare besturen op het terrein zullen worden geconfronteerd:
- Het college van burgemeester en schepenen kan bestaande verkavelingen gemakkelijker herzien of opheffen, zodat de gemeentebesturen een eigen beleid kunnen voeren rond verkavelingen.
- Wanneer een eigenaar van een kavel de verkaveling wenst te wijzigen (bijvoorbeeld om een veranda te plaatsen) is de procedure momenteel omslachtig en duur: hij/zij moet een aangetekende brief sturen naar alle andere kaveleigenaars in de verkaveling. Deze procedure wordt eenvoudiger voor de eigenaar, maar verzekert tegelijk voldoende bescherming van de eigenaars.
- Oude verkavelingsvoorschriften (+15 jaar) zijn niet langer automatisch een weigeringsgrond. Dit vergemakkelijkt de toepassing van nieuwe inzichten in het ruimtegebruik en maakt de weg vrij voor recente evoluties in bouwvormen.
- Oudere gemeentelijke plannen hebben vaak gedetailleerde voorschriften over (woning)typologieën, bouwdieptes en bouwvolumes. Zij staan soms nieuwe woonvormen (zorgwonen, kangoeroewonen, etc.) en ruimtelijke rendementsverhoging (verweving van verschillende functies, hergebruik van constructies en het tijdelijk toelaten van ruimtegebruik) in de weg. In de praktijk zal men daarvan soepeler kunnen afwijken.
- Die soepelere omgang met oude gemeentelijke plannen leidt eveneens tot energiebesparing. Voorschriften over de breedte van (bouwvrije) zijtuinstroken houden momenteel vaak de isolatie van zijmuren tegen. Voortaan kan men zonder vergunningsaanvraag 26 centimeter buitenisolatie aanbrengen en een grote energiebesparing en een lager uitstoot van broeikasgassen realiseren.
- Het begrip ‘zorgwonen’ wordt verfijnd. Kinderen ten laste van de hulpbehoevende persoon kunnen blijven inwonen in de zorgwoning, zonder dat er een stedenbouwkundige vergunningsplicht geldt. Dat is bijvoorbeeld het geval voor een gehandicapte moeder die gaat inwonen bij haar ouders om hulp te krijgen, maar twee kleine kinderen heeft. Daardoor zijn er drie zorgverkrijgers en moest stedenbouwkundige vergunning worden aangevraagd. Dat is nu verleden tijd.
- Beperking van de toegang tot beroep: wie tijdens het openbaar onderzoek geen bezwaar indient, kan na de vergunningsverlening niet meer in beroep gaan. De inspraakmogelijkheid is belangrijk en wordt georganiseerd om alle actoren zo vroeg mogelijk in het proces worden betrokken en om de overheid toe te laten met kennis van zaken te beslissen. Het instellen van een beroep na het volledig doorlopen van een procedure is echter een ongewenste situatie. Er kan wel nog beroep worden ingesteld in geval van overmacht of na wijziging van plannen na het openbaar onderzoek.
- In ‘landschappelijk waardevol agrarisch gebied’ moeten vergunningen voor professionele landbouwers en hun bedrijfsgebouwen opnieuw mogelijk worden. Duidelijke randvoorwaarden garanderen het behoud van het landschap.
- Het houden van paarden voor hobbydoeleinden is strijdig met de bestemming ‘agrarisch gebied’. Voortaan zal echter één stal voor niet- beroepslandbouw vergunbaar zijn. Er komen wel randvoorwaarden om de verdere versnippering en residentialisering van de open ruimte tegen te gaan.
- Historisch gegroeide tuincentra, die echter zonevreemd zijn, kunnen een regularisatie bekomen.
- Gebieden kunnen voortaan als “watergevoelig open ruimtegebied” worden aangeduid, met het oog op de bescherming van de belangen van het watersysteem (signaalgebied).
- Er komt een “as-builtattest”: een beoordeling van de legaliteit van het bouwproject door de architect. Elke kandidaat-koper heeft in dat geval de zekerheid dat de woning is gebouwd volgens de voorschriften en met de nodige vergunningen.
- Verlenging van de vervaltermijn van een vergunning (met 2 jaar) in geval van overmacht: soms kan een vergunninghouder niet starten met de werken omwille van redenen buiten zijn wil, zoals bijvoorbeeld de nood aan overheidssubsidies of de nood aan een nieuwe openbare aanbesteding na een faillissement van de aannemer.
- Integratie van de vergunning voor vegetatiewijzigingen in de procedure van de omgevingsvergunning. Men moet geen afzonderlijke vergunning meer aanvragen voor de aanleg van een houtkant of bomenrij.
- Volgend jaar bepaalt de Vlaamse regering welke reservatiestroken, oorspronkelijk bedoeld voor de aanleg van nieuwe infrastructuur langs een weg of waterloop, opgeheven worden.
Joke Schauvliege: “Door deze definitief goedgekeurde regelgeving hebben wij een eerste, grote stap gezet in het klaarmaken van de ruimtelijke ordening voor de toekomst. Wij reiken aan de lokale besturen de methoden en technieken aan om een ruimtelijk beleid op maat van de gemeente te voeren.”