ASIELEN EN VERPLICHTE IDENTIFICATIE 21/01/2014 5 min

  1. Verplichte identificatie van paardachtigen in asielen - de asielen dienen bij een adoptie het origineel paspoort mee te geven

In de Officiële Brief van 08/03/2016 werd aan de asielen meegedeeld dat ze dienen te voldoen aan alle wettelijke bepalingen inzake identificatie en registratie van paardachtigen:

Derhalve zijn alle paarden die aanwezig zijn in de asielen onderworpen aan de regels bepaald in de verordening (EU) 2015/262 en zijn uitvoeringsbesluit, het koninklijk besluit van 16 februari 2016 betreffende de identificatie en de encodering van de paardachtigen in een centrale gegevensbank. De asielen mogen enkel paarden opvangen die geïdentificeerd zijn door middel van een microchip, vergezeld zijn van een conform paspoort en geregistreerd zijn in de centrale gegevensbank voor paardachtigen die beheerd wordt door de Belgische Confederatie van het Paard.

De asielen die paarden huisvesten die niet vergezeld zijn van hun paspoort of die nog niet volledig geïdentificeerd zijn, moeten de stappen ondernemen om een duplicaat / vervangingsdocument van het paspoort aan te vragen bij de Belgische Confederatie van het Paard.

Indien de paardachtige het asiel verlaat (verkoop, plaatsing,….), moet het dier vergezeld zijn van zijn paspoort. Dit is een gezondheidsdocument dat snel moet kunnen worden voorgelegd telkens de controleautoriteiten daarom verzoeken.

Zie: https://www.cbc-bcp.be/identificatie-van-paarden-in-de-asielen/

De asielen dienen bij een adoptie het origineel paspoort mee te geven. Dat is een wettelijke verplichting en het wordt ook zo voorzien in de model adoptie-overeenkomst, dewelke werd uitgewerkt met de raad voor dierenwelzijn:

Zie: https://paarden.vlaanderen/userfiles/file/pages/Voorstel-gestandaardiseerde-adoptieovereenkomst-Raad-voor-dierenwelzijn-2014.pdf

Relevante regelgeving

  1. EU-Verordening 2015/262 van 17 februari 2015 tot vaststelling van voorschriften overeenkomstig de Richtlijnen 90/427/EEG en 2009/156/EG van de Raad met betrekking tot de methoden voor de identificatie van paardachtigen (verordening paardenpaspoort).
  2. Koninklijk besluit van 16 februari 2016 betreffende de identificatie en de encodering van de paardachtigen in een centrale gegevensbank


Art. 4.2.a. van Verordening 2015/262 voorziet dat een paardachtige slechts geacht wordt overeenkomstig deze verordening te zijn geïdentificeerd wanneer het dier vergezeld gaat van een identificatiedocument (paspoort).

Art. 23.1 van Verordening 2015/262 bepaalt: "… de identificatiedocumenten die … voor geregistreerde paardachtigen of voor als fok- en gebruikdier gehouden paardachtigen worden afgegeven, vergezellen de paardachtige waarvoor ze zijn afgegeven te allen tijde".

Artikel 23.2 voorziet in een aantal uitzonderingen, als:

  1. ze zich in een stal of een wei bevinden, en de houder het identificatiedocument onverwijld kan tonen;
  2. ze tijdelijk bereden, gemend, geleid of meegenomen worden, hetzij: i) in de buurt van het bedrijf in een lidstaat, zodat het identificatiedocument onverwijld kan worden getoond; hetzij ii) tijdens het verweiden van paardachtigen naar en van geregistreerde zomergraasweiden, mits de identificatiedocumenten op het bedrijf van vertrek kunnen worden getoond;
  3. ze niet gespeend zijn en ze het moederdier of de zoogmerrie vergezellen;
  4. ze deelnemen aan een training of proef voor een wedstrijd of -evenement waarvoor ze het terrein waar de training, de wedstrijd of het evenement plaatsvindt, tijdelijk moeten verlaten;
  5. ze worden verplaatst of vervoerd vanwege een noodsituatie met betrekking tot de paardachtigen zelf of het bedrijf waar ze worden gehouden.


In het KB Identificatie van 16 februari 2016 is wat betreft het paspoort het volgende voorzien:

“Art. 32. In toepassing van artikel 25 van verordening 2015/262, kan de Minister de verplaatsing of het vervoer toestaan van paardachtigen binnen het Belgische grondgebied zonder dat deze vergezeld gaan van hun identificatiedocument, mits zij vergezeld gaan van een smartcard die is afgeleverd door de instantie van afgifte, en waarop de in bijlage II van verordening 2015/262 vermelde gegevens staan."
Voor de goede orde: Tot nader order zijn er in België geen smartcards beschikbaar.

"Art. 33. § 1. Voor de verplaatsingen of het verblijven binnen het Belgisch grondgebied, mag de paardachtige, vergezeld gaan van een kopie van zijn paspoort voor zover de houder binnen de drie uren het origineel kan voorleggen of van een tijdelijk document zoals bedoeld in artikel 31.
§ 2. Voor de paardachtigen die in maneges of pensions verblijven moet het origineel paspoort, of een kopie ervan indien het origineel binnen de drie uren voorgelegd kan worden, zich permanent op de verblijfplaats van de paardachtige bevinden.

Art. 34. In toepassing van artikel 26, lid 2, van verordening 2015/262 en in afwijking van de artikelen 8 en 13 van dit besluit, moeten de paardachtigen bestemd om te worden geslacht voor de leeftijd van twaalf maanden die rechtstreeks vervoerd worden van hun bedrijf van geboorte naar een slachthuis gelegen op het Belgische grondgebied, geen paspoort krijgen maar ze moeten wel gecodeerd zijn in de centrale gegevensbank.”

Nieuw is dat art.35.4° van het KB Identificatie van 16 februari 2016 verplicht de plaats waar de paardachtige gehouden wordt te registreren in de centrale gegevensbank, indien deze wijziging langer dan 90 dagen duurt. Het KB heeft het over “de plaats van detentie” en dat is hetzij een manege, een pension of een private stal. Voor een paardachtige, gehouden op een geïsoleerde weide moeten de straatnaam, de postcode en de gemeente vermeld worden.

In art. 2 c) van de Verordening 2015/262 vindt u de definitie van het begrip “houder”: “elke natuurlijke of rechtspersoon die in het bezit is van paardachtigen of belast is met het houden van paardachtigen, al dan niet tegen een financiële vergoeding, zowel permanent als tijdelijk, ook tijdens het vervoer, op markten of tijdens wedstrijden, races of culturele evenementen”.

  1. Eigendomsrecht en verplichte identificatie van paardachtigen

Contractueel kan een asiel bepalen dat het asiel eigenaar blijft van een paard dat ze in adoptie geven. Dat is ook zo voorzien in voormelde modelovereenkomst.

Het asiel blijft eigenaar van het paard, doch de adoptant, wordt, gelet op voormelde regelgeving, wel de houder en ook de “plaats van detentie” zal in de regel bij de adoptant zijn. Zowel “houder” als “plaats van detentie” dient geregistreerd te worden in de centrale gegevensbank.

De registratie van een paardachtige in de centrale gegevensbank is geen sluitend bewijs van eigendom.

Eigendom is een burgerrechtelijk begrip. De encodering in de centrale gegevensbank en de eventuele inschrijving in een stamboek geven hierover enkel een indicatie. In de centrale gegevensbank vindt men de gegevens terug van de houder die zich als dusdanig heeft aangemeld. Indien hierover betwisting zou rijzen is dit een patrimoniaal geschil. Enkel de rechtbanken zijn bevoegd om daarin een beslissing te nemen.

In eerste instantie wordt de eigenaar van de merrie - behoudens andersluidende overeenkomst - eigenaar van het veulen dat ze voortbrengt door natrekking (art. 547 BW). Verder wordt men eigenaar van een paard wanneer het eigendomsrecht wordt overgedragen, door het te kopen, door het geschonken te krijgen, door inbreng in een vennootschap, ingevolge een huwelijkscontract of door erfenis..

Zie: https://paarden.vlaanderen/nl/themas/eigendomsrecht-kopen-en-verkopen/Eigendom-en-verplichte-identificatie-van-paardachtigen